Dat lichaam

“Ik heb een lichaam dat verwaarloosd is, maar ogen waarin het vuur nog laait. Het is mijn tong die ze kennen en ik wil wederom zeggen ‘Dit is niet wie ik ben!’ maar ze zijn me voor, en ze prijzen me dat ik zo authentiek gebleven ben, zo helemaal mezelf.”

Lees verder. Lees meer…

Herfst

“Ik hou ervan dat je altijd zo positief bent,’ zeg ik. Meteen heb ik spijt van die woorden. Altijd; zijn; positief. Het is een vreselijke zin; een zin die weinig ruimte laat. Ik zie het al voor me hoe jouw sponzige brein de zin opslaat als een verplichting; iets wat je moet zijn en hoe je in de toekomst je negatieve gedachten verborgen zal houden.”

Lees verder. Lees meer…

Mama!

“Dè aanspreking, zoals we die het beste kennen, is natuurlijk die van het kind naar de ouder. Vrijwel elke zin van een kind is een vraag om aandacht. Het is soms een roep om hulp, maar meestal een poging om gezien te worden. In onze samenleving van individuen is hulp vragen al lang verleden tijd. We kunnen alles en we doen alles. Als we het niet doen, dan is het niet nodig dat het gedaan wordt.”

Lees verder. Lees meer…

Gelukzak

“We zitten op de grond, omdat alle hogere vlaktes ingenomen worden door verwaterde spullen. Ik sta voor, maar jij rolt een aantal keer een hoog aantal ogen en speelt vals wanneer je denkt dat ik het niet zie.

‘Wat ben ik een ongelooflijke gelukzak!’ roep je wanneer je pion de mijne voorbij steekt. Je schiet omhoog, gooit je armen in de lucht en weet geen blijf met je blijheid.”
Lees verder. Lees meer…